• va·ders

de vadersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vader
     De avond van tevoren stippelde een van de vaders een route uit, die vaak niet over een vast bergpad, maar dwars over de bergen naar onze volgende bestemming, liep.[1]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  


vaders

  1. meervoud van vader


  • va·ders
Naar frequentie > 50000

vaders, mv

  1. onbepaalde vorm genitief meervoud van vad


vaders

  1. meervoud van vader