vaatten
- vaat·ten
vervoeging van |
---|
vaten |
vaatten
- meervoud verleden tijd van vaten
- Wij vaatten.
- Jullie vaatten.
- Zij vaatten.
- Wij vaatten.
- Het woord vaatten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
vaten |
vaatten