uttaler
- ut·ta·ler
- Noorse werkwoords- en zelfstandignaamwoordsvorm met het voorvoegsel ut-
Naar frequentie | 16861 |
---|
uttaler
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van uttale
uttaler
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van uttale
- ut·ta·ler
- Noorse werkwoords- en zelfstandignaamwoordsvorm met het voorvoegsel ut-
uttaler
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van uttala
uttaler
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van uttale
uttaler
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van uttale