urineer
- uri·neer
vervoeging van |
---|
urineren |
urineer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van urineren
- Ik urineer.
- gebiedende wijs van urineren
- Urineer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van urineren
- Urineer je?
- Het woord urineer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.