Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·wa·ter·den

Werkwoord

vervoeging van
uitwateren

uitwaterden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitwateren
    • ...dat wij uitwaterden. 
    • ...dat jullie uitwaterden. 
    • ...dat zij uitwaterden. 

Gangbaarheid