Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·voert

Werkwoord

vervoeging van
uitvoeren

uitvoert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvoeren
    • ... dat jij uitvoert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvoeren
    • ... dat hij uitvoert.