uitvis
- uit·vis
vervoeging van |
---|
uitvissen |
uitvis
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvissen
- ... dat ik uitvis.
- Het woord uitvis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
uitvissen |
uitvis