Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·stalt

Werkwoord

vervoeging van
uitstallen

uitstalt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstallen
    • ... dat jij uitstalt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstallen
    • ... dat hij uitstalt. 

Gangbaarheid