Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·licht·ten

Werkwoord

vervoeging van
uitlichten

uitlichtten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitlichten
    • ...dat wij uitlichtten. 
    • ...dat jullie uitlichtten. 
    • ...dat zij uitlichtten. 

Gangbaarheid