uitkristalliseerde

  • uit·kris·tal·li·seer·de
vervoeging van
uitkristalliseren

uitkristalliseerde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitkristalliseren
    • ... dat ik uitkristalliseerde. 
    • ... dat jij uitkristalliseerde. 
    • ... dat hij, zij, het uitkristalliseerde.