Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·een·jaag·den

Werkwoord

vervoeging van
uiteenjagen

uiteenjaagden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uiteenjagen
    • ...dat wij uiteenjaagden. 
    • ...dat jullie uiteenjaagden. 
    • ...dat zij uiteenjaagden. 

Gangbaarheid