Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·een·ging

Werkwoord

vervoeging van
uiteengaan

uiteenging

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uiteengaan
    • ... dat ik uiteenging. 
    • ... dat jij uiteenging. 
    • ... dat hij, zij, het uiteenging.