Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tuigt

Werkwoord

vervoeging van
tuigen

tuigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuigen
    • Jij tuigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuigen
    • Hij tuigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tuigen
    • Tuigt!