trof
- trof
vervoeging van |
---|
treffen |
trof
- enkelvoud verleden tijd van treffen
- Ik trof.
- Jij trof.
- Hij, zij, het trof.
- Ik trof.
- Het woord trof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trof" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be