• tri·om·feert
vervoeging van
triomferen

triomfeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van triomferen
    • Jij triomfeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van triomferen
    • Hij triomfeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van triomferen
    • Triomfeert! 
     'Daar stonden ze, helm aan helm, geweer aan geweer, als in steen gehouwen. Ik werd met trots vervuld dat ik het bevel mocht voeren over een handvol mannen die mogelijk in stukken konden worden gereten maar zich niet lieten overwinnen. Op dit soort momenten triomfeert de menselijke geest over de enorme kracht van de materie.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691