trilde na
- tril·de na
vervoeging van |
---|
natrillen |
trilde na
- enkelvoud verleden tijd van natrillen
- Ik trilde na.
- Jij trilde na.
- Hij, zij, het trilde na.
- Ik trilde na.
- Het woord trilde na staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.