trappenloopt
- trap·pen·loopt
vervoeging van |
---|
trappenlopen |
trappenloopt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trappenlopen
- ... dat jij trappenloopt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trappenlopen
- ... dat hij trappenloopt.
- Het woord 'trappenloopt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.