• tou·peer
vervoeging van
touperen

toupeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van touperen
    • Ik toupeer. 
  2. gebiedende wijs van touperen
    • Toupeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van touperen
    • Toupeer je?