• tor·tu·ren

de torturenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tortuur


  • tor·tu·ren

torturen, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van tortur


vervoeging van
torturar

torturen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van torturar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van torturar