torsdagen
- tors·da·gen
- Zweedse zelfstandig-naamwoordsvorm met het invoegsel -s-
Naar frequentie | 22438 |
---|
torsdagen
- nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van torsdag
- «Polisen beslagtog på torsdagen fem spelautomater på ett matställe på Fosievägen.»
- De politie heeft op donderdag vijf speelautomaten bij een eetgelegenheid op Fosievägen in beslag genomen.
- «Polisen beslagtog på torsdagen fem spelautomater på ett matställe på Fosievägen.»