tontear
- ton·te·ar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tontear |
tonteaba |
tonteado |
volledig |
tontear
- onovergankelijk onzin uitkramen, domme streken uithalen
- flirten, koketteren
- [2] coquetear
- tontear in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española