tolereer
- to·le·reer
vervoeging van |
---|
tolereren |
tolereer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tolereren
- Ik tolereer.
- gebiedende wijs van tolereren
- Tolereer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tolereren
- Tolereer je?
- Het woord tolereer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.