Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·trok

Werkwoord

vervoeging van
toetrekken

toetrok

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van toetrekken
    • ... dat ik toetrok. 
    • ... dat jij toetrok. 
    • ... dat hij, zij, het toetrok. 

Gangbaarheid