Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·roept

Werkwoord

vervoeging van
toeroepen

toeroept

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toeroepen
    • ... dat jij toeroept. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toeroepen
    • ... dat hij toeroept. 

Gangbaarheid