Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·loopt

Werkwoord

vervoeging van
toelopen

toeloopt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toelopen
    • ... dat jij toeloopt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toelopen
    • ... dat hij toeloopt.