• tin·tel·oog
vervoeging van
tintelogen

tinteloog

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tintelogen
    • Ik tinteloog. 
  2. gebiedende wijs van tintelogen
    • Tinteloog! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tintelogen
    • Tinteloog je?