tikkel
- tik·kel
vervoeging van |
---|
tikkelen |
tikkel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tikkelen
- Ik tikkel.
- gebiedende wijs van tikkelen
- Tikkel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tikkelen
- Tikkel je?
- Het woord tikkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tikkel" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be