• tik·kel
vervoeging van
tikkelen

tikkel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tikkelen
    • Ik tikkel. 
  2. gebiedende wijs van tikkelen
    • Tikkel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tikkelen
    • Tikkel je? 
74 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be