thuisbleven
- Geluid: thuisbleven (hulp, bestand)
- thuis·ble·ven
vervoeging van |
---|
thuisblijven |
thuisbleven
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van thuisblijven
- ...dat wij thuisbleven.
- ...dat jullie thuisbleven.
- ...dat zij thuisbleven.
- ...dat wij thuisbleven.
- Het woord thuisbleven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.