threaten
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to threaten |
he/she/it | threatens |
verleden tijd | threatened |
voltooid deelwoord |
threatened |
onvoltooid deelwoord |
threatening |
gebiedende wijs | threaten |
threaten
- onovergankelijk dreigen
- «He threatened to leave if they did not listen.»
- Hij dreigde met opstappen als ze niet luisteren wilden.
- «He threatened to leave if they did not listen.»
- overgankelijk bedreigen
- «He threatened the woman with a knife.»
- Hij bedreigde de vrouw met een mes.
- «He threatened the woman with a knife.»