Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • the·o·re·ti·ci

Zelfstandig naamwoord

de theoreticimv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord theoreticus
     Van de helft van de namen die over de tafel vlogen, namen van linkse theoretici in zowel het Oosten als het Westen, zowel levend als dood, naar hij begreep, had hij zelfs nog nooit gehoord.[1]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535