• te·zen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tezen
teesde
geteesd
zwak -d volledig

tezen

  1. overgankelijk uiteentrekken, plukken, met name van wol
    • Dusdaane weêrbarstigheeden, geschillen, en misverstanden, teesden de eendragt, ... [1] 
8 % van de Nederlanders;
14 % van de Vlamingen.[2]
  1. Nederlandsche historien.
    P.C. Hooft
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be