tettert
- tet·tert
vervoeging van |
---|
tetteren |
tettert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tetteren
- Jij tettert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tetteren
- Hij tettert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tetteren
- Tettert!
- Het woord tettert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.