Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·zeg·den

Werkwoord

vervoeging van
terugzeggen

terugzegden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van terugzeggen
    • ...dat wij terugzegden. 
    • ...dat jullie terugzegden. 
    • ...dat zij terugzegden. 

Gangbaarheid