terugtelde
- Geluid: terugtelde (hulp, bestand)
- te·rug·tel·de
vervoeging van |
---|
terugtellen |
terugtelde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van terugtellen
- ... dat ik terugtelde.
- ... dat jij terugtelde.
- ... dat hij, zij, het terugtelde.
- ... dat ik terugtelde.
- Het woord terugtelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.