Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·schrijft

Werkwoord

vervoeging van
terugschrijven

terugschrijft

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugschrijven
    • ... dat jij terugschrijft. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugschrijven
    • ... dat hij terugschrijft. 

Gangbaarheid