Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·plooi·den

Werkwoord

vervoeging van
terugplooien

terugplooiden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van terugplooien
    • ...dat wij terugplooiden. 
    • ...dat jullie terugplooiden. 
    • ...dat zij terugplooiden.