• te·rug·geeft
vervoeging van
teruggeven

teruggeeft

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van teruggeven
    • ... dat jij teruggeeft. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van teruggeven
    • ... dat hij teruggeeft.