Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·be·taalt

Werkwoord

vervoeging van
terugbetalen

terugbetaalt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugbetalen
    • ... dat jij terugbetaalt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugbetalen
    • ... dat hij terugbetaalt.