teleurstelden
- te·leur·stel·den
vervoeging van |
---|
teleurstellen |
teleurstelden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van teleurstellen
- ...dat wij teleurstelden.
- ...dat jullie teleurstelden.
- ...dat zij teleurstelden.
- ...dat wij teleurstelden.
vervoeging van |
---|
teleurstellen |
teleurstelden