telefoneer
- Geluid: telefoneer (hulp, bestand)
- te·le·fo·neer
vervoeging van |
---|
telefoneren |
telefoneer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van telefoneren
- Ik telefoneer.
- gebiedende wijs van telefoneren
- Telefoneer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van telefoneren
- Telefoneer je?
- Het woord telefoneer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.