Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·gen·streeft

Werkwoord

vervoeging van
tegenstreven

tegenstreeft

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegenstreven
    • ... dat jij tegenstreeft. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegenstreven
    • ... dat hij tegenstreeft.