• te·gen·eet
vervoeging van
tegeneten

tegeneet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegeneten
    • ... dat ik tegeneet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegeneten
    • ... dat jij tegeneet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegeneten
    • ... dat hij tegeneet.