tegelwipte
- Geluid: tegelwipte (hulp, bestand)
- te·gel·wip·te
vervoeging van |
---|
tegelwippen |
tegelwipte
- enkelvoud verleden tijd van tegelwippen
- Ik tegelwipte.
- Jij tegelwipte.
- Hij, zij, het tegelwipte.
- Ik tegelwipte.
- Het woord 'tegelwipte' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.