• tal·len

de tallenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tal


vervoeging van
tallar

tallen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van tallar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van tallar
vervoeging van
tallarse

tallen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van tallarse
  2. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van tallarse