• ta·bu·leert
vervoeging van
tabuleren

tabuleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tabuleren
    • Jij tabuleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tabuleren
    • Hij tabuleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tabuleren
    • Tabuleert!