• syn·ken·de
Naar frequentie 25250
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud synkende - -
o enkelvoud synkende
meervoud synkende
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
synkende - -

synkende

  1. zinkend
    «Rottene forlater det synkende skip.»
    Ratten verlaten het zinkende schip.
  • synkende ned
  • synkende sammen

synkende

  1. onvoltooid (tegenwoordig) deelwoord van variere