sucrer

  1. (spreektaal) schrappen
    «Putain, ils m’ont sucré ma prime!»
    Ze hebben verdomme mijn premie geschrapt! [1]
  2. (spreektaal) in de watten leggen, verwennen
    «Ce soir-là, Louise m'a vraiment sucré
    Die avond heeft Louise me echt verwend.

se sucrer

  1. wederkerend (spreektaal) graaien, zijn zakken spekken
    «Ce commercial, il se sucrait au détriment du client.»
    Die verkoper verrijkte zich ten koste van de klant. [1]
  2. (spreektaal) suiker gebruiken, toevoegen [1]