Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sub·sti·tu·eer

Werkwoord

vervoeging van
substitueren

substitueer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van substitueren
    • Ik substitueer. 
  2. gebiedende wijs van substitueren
    • Substitueer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van substitueren
    • Substitueer je?