substitueer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: substitueer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sub·sti·tu·eer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
substitueren |
substitueer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van substitueren
- Ik substitueer.
- gebiedende wijs van substitueren
- Substitueer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van substitueren
- Substitueer je?