Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stuk·leest

Werkwoord

vervoeging van
stuklezen

stukleest

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stuklezen
    • ... dat jij stukleest. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stuklezen
    • ... dat hij stukleest. 

Gangbaarheid