Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • straf·fers

Bijvoeglijk naamwoord

straffers

  1. partitief van de vergrotende trap van straf
    • Dat is iets straffers... 

Zelfstandig naamwoord

de straffersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord straffer